1944-1945
DOOR W. IMAR KULA
aan hen, die vielen . . .
Een woordje vooraf . . .
Vele maanden is het nu geleden, dat de oorlogsvlam onze stad schroeide en honderden onzer bevrijders, talloze burgers en vele ondergrondse strijders hun leven lieten, terwijl duizenden Nijmegenaren have en goed verloren. De 4 septemberdagen van strijd zijn kort geweest, maar hevig. Zijn we dit als een boze droom, vergeten . . .? 0 zeker, bij de wederopbouw van ons Vaderland, denken we het liefst zo weinig mogelijk aan wat stuk geslagen en verwoest werd.
Het leven verdringt en overstuwt het geslagen leed: We moeten weer voorwaarts!
Toch mogen we deze dagen, juist met het oog op de toekomst, nooit vergeten. Deze mannen en vrouwen zijn niet voor niets gevallen: hun offer legt ons een bijzonder zware plicht op.
Wat waren we vol van ontroering en vreugde om de bevrijding. Maar ook vol van droefheid en smart, bij de gedachte aan het naamloze leed, dat als een zwarte schaduw over onze stad viel. Deze stemmingen zijn nu veranderd in vastberadenheid en bezieling om met een onverzettelijke wil op te bouwen wat teloor ging.
Ons eens zo mooi Noviomagum heeft nu heel zijn typisch centrum verloren en dus zijn hart . . . Was een gedeelte reeds door het bombardement op 22 februari 1944 verwoest, door het misdadig optreden der Duitsers werd nu een nog groter deel totaal vernield of zwaar beschadigd.
Vele onzer stadgenoten, die deze dagen niet meemaakten – doordat zij, hetzij ondergedoken dan wel als arbeidsslaven naar Duitsland gesleept waren – zullen er ongetwijfeld belang in stellen te weten hoe deze heroïsche strijd om Nijmegen zich afspeelde. Laten wij ons bezinnen en . . . een leer trekken uit het noodlot dat over ons kwam. Moge dit pretentieloze boekje U daarbij een hulp zijn.
Terugblik . . .
Nijmegen! Stad der Bataven! Hoe groot waart gij! Parel van Gelre, vanwaar Karel’ s roem en grootheid uitgingen. Nijmegen, stad van schoonheid en nooit vergane glorie: Wij hebben u zo lief! Aantrekkelijk Nijmegen, stad van toerisme en V.V.V. wat herbergdet gij tussen Uw muren! Nijmegen, cultuurstad in de ruimste en werkelijke zin des woords, met uw prachtige St. Stevenskerk, Waaggebouw en Stadhuis en talloze andere historische monumenten. Stad van ondernemingsgeest en vriendschapszin! Nijmegen, uw Waalbrug draagt uw vermaardheid de wereld rond! Wij zijn trots op uw groot verleden . . .
O, arm Nijmegen, dit waren onze gedachten, toen wij, overrompeld door de expansiezuchtige Nat. Socialisten uit het Derde Rijk, gedwongen waren machteloos gade te slaan hoe uw recht en vrijheid met voeten werden getreden; toen stonden wij daar, nog niet beseffend, dat hiermede begonnen was een periode van ruim vijf jaren kommer, strijd en schrijnend leed. Wat wisten wij van de moderne oorlogsvoering. Helaas, wij gingen het aan den lijve ondervinden!
Nauwelijks waren wij als een der eerste Nederlandse steden “tegen de geallieerden in bescherming genomen”. . . daar toonden de handlangers van den vijand. de N.S.B.-ers, hun ware gedaante. In deze dagen moesten wij ervaren, hoe belangrijk het geweest zou zijn als de waarschuwende “vrije stem” een serieuzer gehoor had verkregen . . . Langzaamaan voltrok zich het vonnis over ons eens zo rijk en welvarend landje. En toen wij voor het eerst In eigen huls de Duitse dwangmethoden, die spotten met alle menselijke beschaving, en de capitulatievoorwaarden, in de vorm van het afgrijselijke en weerzinwekkende bombardement van Rotterdam, ter overweging voorgelegd kregen, vroegen wij ons af: “wat . . . en hoe . . . ?” O, zeer zeker, de Duitsers trachtten ons voor zich te winnen! Een jaar lang poogden zij ons een andere, hun visie op de zo gepropageerde dictatuur te doen krijgen.
Het Nederlandse volk, niet in de laatste plaats de bevolking van de voor de Nazi’s zo gunstig gelegen grensstad Nijmegen, stond pal, aaneengesloten als één barricade, op de weg naar de overwinning van het Duitse barbarendom. Geheel vreemd waren de overal in grote getale verschijnende illegale bladen daar zeer zeker niet aan . . . Totdat, eerst langzaam, dan “am laufenden Band”, de verordeningen en represaille maatregelen het Nederlandse volk moesten brengen tot de “bekering”. Het eerst moesten onze Joodse landgenoten het ontgelden: de meesten van hen werden via Westerbork naar concentratiekampen in Polen gedeporteerd. Aan het Dagblad “De Gelderlander” met zijn zeer uitgebreide lezerskring, werd op 24-2-42 gelast, – “wegens net nijpend papiertekort” – de persen op non-actief te stellen. Hulde aan dit machtige voorlichtings-orgaan, het welk aan haar principiële grondslagen getrouw bleef en met het nummer van 14.3.42 tijdelijk afscheid nam. De door de “Groszügigkeit des Führers” in 1940 vrijgelaten krijgsgevangenen, werden, als represaillemaatregel, bij bekendmaking van 29 April 1943, wederom teruggeroepen en zij volgden de reeds in Mei 1942 weggevoerde beroepsofficieren in krijgsgevangenschap.
Toen de symptomen van verval in de Duitse oorlogsmachine begin 1943 steeds duidelijker aan het licht kwamen, brak het Duitse beest in zijn ergste vorm over ons land los. Wat er zich toen in Nijmegen afspeelde, zal bij eenieder van onze generatie steeds klaar in het geheugen gegrift blijven. Werden de tot dan toe naar Duitsland versleepte Nederlandse werkers brutaal met het predicaat “vrijwilliger” voorgesteld, na Mei’ 43 vond er deportatie op grote schaal plaats; vele onderwijsinrichtingen werden gevorderd; vele kloosterlingen werden naar elders verdreven en talloze Nijmegenaren werden meedogenloos op straat gezet om plaats te maken voor de Duitse militaire staven voor wie de grond in het westen des lands te warm onder de voeten werd; steeds meer Hitlerknechten werden er, naast de “Grüne Polizei”, aangesteld om de talloze in oppositie komende “collaborateurs” in hun netten te vangen; steeds meer razzia’s werden ten uitvoer gebracht, waarbij de besten onzer stadgenoten hetzij ter verantwoording werden geroepen voor hun “wandaden”, dan wel als gijzelaars werden weggevoerd; er werd, steeds meer druk uitgeoefend op onze jeugd om als “ware vaderlanders” toe te treden tot de “Waffen S.S.”. Nog meer werd er gevraagd van het uithoudingsvermogen van menigen Nijmeegsen huisvader, die, om deportatie te ontgaan, gedoemd was om of onder te duiken of een onvaderlandse concessie te doen en niet in de laatste plaats werd er nog meer gevergd van de heldhaftigheid der huismoeders, die vaak zonder bijstand van hun echtgenoten de verantwoordelijkheid en de slaafse zorgen voor het huisgezin onder de meest moeilijke omstandigheden blijmoedig op zich namen en niet minder van onze meisjes, die, ondanks vaak jarenlange afwezigheid van hun verloofden, het eens gegeven woord moedig en dapper gestand deden.
The beginning of the end
Veel hadden onze stadgenoten in deze maanden te verduren van het Duitse Nazi-beest. Het uiterste werd gevergd van deze mensen, wier liefde tot ons dierbaar Vorstenhuis en Vaderland in iedere verzetsactie, en in iedere sabotage-handeling, door alle lagen der bevolking “misdreven”, tot uitdrukking kwam. Steeds hechter werd het saamhorigheidsgevoel onzer vertrapte en onder het Duitse slavenjuk gebukt gaande Nijmenaren, terwijl vanuit het Zuidwesten de geallieerde kolos steeds naderbij rolde . . . Steeds meer hoop en verwachting koesterden wij in onze harten . . . ; steeds meer “setzten die eigenen Truppen sich ungestört vom Feinde ab”; steeds meer Franse, later ook Belgische steden werden “planmäszig geräumt”; steeds meer verplaatsten de vuur en staalspuwende, alle Duitse weerstand verpletterende, geallieerde invasielegers zich naar onze grenzen, totdat . . . de septemberdagen 1944 ons een intense vreugde brachten, helaas getemperd door de kwellende onzekerheid:
“Welke tol zal Mars verlangen van de ons zo heilige Keizer Karel-stad?”
Het zou een dure prijs worden . . .
Drastische maatregelen
Was het door de Duitsers in Juli ’44 reeds verboden om van een rijwiel gebruik te maken en ook om zich ‘s avonds na 8 uur nog op straat te bevinden, nu achtten de steeds nerveuzer wordende Germanen het ogenblik gekomen om nóg strengere maatregelen te treffen: op 4 september ’44 werd door den heer “Reichskommissar” Seyss Inquart de zgn. “Uitzonderings-toestand” afgekondigd. De onmenselijke “Höhere SS.- und PQlizeiführer Nordwest” Rauter voegde hier nog een duidelijke waarschuwing aan toe. Deze beul van Nederland gaf n.l. aan de leden van de “Wehrmacht”, S.S. en politie het bevel om op iedere samenscholing van meer dan vijf personen onmiddellijk, zonder pardon, het vuur te openen.
HET “RADIO-WAPEN”
Zoals ieder zich nog wel herinnert, was de, Engelse radioberichtgeving in die spannende septemberdagen erg onbetrouwbaar en er werden zelfs valse berichten doorgegeven om de Duitsers te misleiden; en met succes!
“DOLLE DINSDAG”
Vanaf deze onvergetelijke dag nam de “glorieuze” terugtocht van het gehavende, vluchtende Duitse leger steeds groter vormen aan. Wat genoten we, ondanks alle misère, bij de aanblik van de zielige resten van het eens zo trotse Germaanse leger. Wat een verscheidenheid van voertuigen: we zagen tanks zowel als . . . – ja het is heus waar! – kinderwagens, vrachtauto’s luxe wagens en ook paardenkarren, verder motorrijwielen en fietsen; in één woord een bonte mengeling van alles wat zich kon voortbewegen. Dat dit tevens een rooftocht was, bleek wel overduidelijk uit het geknor van varkens, dat van menige auto of kar te horen was; hele ladingen levensmiddelen zagen we langs ons heen gevoerd worden.
KRITIEKE DAGEN
De spanning steeg van dag tot dag; onrust broeide onder de Nijmeegse bevolking en de wildste geruchten deden dagelijks de ronde. Terwijl de een stellig beweerde dat de Duitsers zich achter de, inmiddels in allerijl versterkte, IJssel-linie terugtrokken, wist weer een ander te vertellen, dat het gros van het leger naar de ,,Heimat” trok. Hoe het ook zij, alleen een terugtocht “volgens plan” kon het in ieder geval niet genoemd worden: het was een formele vlucht ! We zagen trouwens niet alleen militairen voorbijtrekken, maar ook vele ex-Nederlanders. N.S.D.A.P.-ers e.a., die het vege lijf, wilden redden.
DE “BEWEGINGS” -OORLOG EN ZIJN GEVOLGEN . . .
Van de zijde der burgerij was er altijd grote belangstelling en de trottoirs van de Graafscheweg, Keizer Karelplein, Oranjesingel en Keizer Lodewijkplein waren dan ook dikwijls, vooral in de avonduren, druk bezet met kijkende en zich inwendig verkneukelende mensen. Zoals begrijpelijk bestond de schaar toeschouwers merendeels uit ouderen, daar de jonge garde alleen met een z.g. “Ausweis” – al was het dan ook maar een valse – op straat kon komen. Soms werd het dezen of genen te machtig én het ingehouden leedvermaak werd dan aan anderen meegedeeld. Natuurlijk was deze ongewenste nieuwsgierigheid een doorn in het oog van de bezetters en al spoedig werd het verboden om op de trottoirs stil te blijven staan. De slimme Nijmegenaren wisten dit verbod te omzeilen door op en neer te drentelen en zo toch te genieten van dit lang, vol hoop en spanning, verwachte schouwspel. Niet zelden werden er harde woorden gewisseld tussen de Duitse soldaten en de kijklustige burgerij. De hypernerveuze moffen uitten dan de verschrikkelijkste bedreigingen, die gelukkig in de meeste gevallen niet ten uitvoer gebracht werden. Het was voor deze “rasmensen” ook wel een hele vernedering om in zo’n desolate toestand onder de ogen te moeten komen van die “dumme Holländer”. Zij, de bouwers van het duizendjarig rijk, bleken nu immers niets méér te zijn dan leden van een grote roversbende. Wat was er van de eens zo hooggeroemde Duitse tucht en discipline overgebleven? Ondanks de zekerheid van de komende Nederlaag hielden de meeste soldaten met bijna aandoenlijke ernst vol: “Innerhalb drei Monaten kommen wir wieder!” Als dan iemand het toch nog waagde om ongelovig te glimlachen, dan kwam zonder mankeren het stereotiepe antwoord: “Das hat ja der Führer selbst angegordnet!”
Alsof daardoor iedere twijfel weggenomen werd! De vluchtende colonnes werden meermalen beschoten – vanuit geallieerde vliegtuigen; de moffen namen dan hals over kop een duik in de “Deckungslächer”, die reeds in Juli gegraven waren.
DE DUIMSCHROEVEN WORDEN AANGEZET”,
Op 11 september spoorde de voor zijn taak volkomen onbekwame burgemeester “kameraad” van Lokhorst de Nijmeegse burgerij aan om nauwlettend toe te zien dat er geen enkel scherp voorwerp op de door het Duitse leger gebruikte wegen werd geworpen, zulks – zo werd hieraan laconiek toegevoegd – “ter voorkoming van onaangenaamheden”. Wat deze Nazi-knecht met “onaangenaamheden” bedoelde? Wel, dat, indien desondanks toch nog schade aan “Wehrmachts”-voertuigen zou ontstaan, de Duitsers zonder meer de huizen langs de wegen, waarop zich scherpe voorwerpen bevonden, in brand zouden steken. Direct na de afkondiging van deze schandelijke “waarschuwing”, werd aan alle mannen van 18 tot 50 jaar gelast zich onmiddellijk te melden aan de Meisjes H.B.S. om voor het Duitse leger werkzaamheden te verrichten. Daar de Directeur van het Arbeidsbureau, de beruchte collaborateur Versluys en consorten sinds 5 september verdwenen waren, achtten de moffen het raadzaam – en zij hadden goed gezien! – de “Dienstverpflichtung” in eigen hand te nemen. Iedere man, die lichamelijk maar enigszins geschikt was, liep voortdurend gevaar om door de patrouillerende soldaten en “Landwachters” van de straat opgepikt en aan het graven van stellingen gezet te worden. Gelukkig zagen velen kans om uit de handen van de moffen te blijven en zij meldden zich eenvoudig niet.
Toen het steeds duidelijker werd, dat de Nijmegenaars niet buigen wilden voor hun dwingelandij en slechts een héél klein gedeelte van de mannen zich meldde, trachtte de bezettende macht de weerstand van de bevolking door toepassing van andere methoden te breken; Overal verschenen de zgn. “Laatste oproepingen”, waarin werd aangekondigd, dat de strengste represaille maatregelen zouden worden genomen, indien niet iedere man tussen de 18 en 50 jaar zich binnen 3 dagen gemeld had. Tegelijkertijd werd aan alle onderwijzers, leraren en hoofden van scholen gelast om te verschijnen op een verplichte bijeenkomst, die op Zaterdag 16-9-44 in het Raadhuis gehouden zou worden. Dat het de moffen bittere ernst was, bleek die bewuste Zaterdag, toen ‘s middags bij enkele leraren, die aan de oproep geen gehoor hadden gegeven, het huis werd leeggeplunderd, terwijl het meubilair door de “bruinhemden” meegenomen of vernield werd.
HOOGSPANNING
Tengevolge van deze steeds erger wordende terreur, nam de onrust en spanning nog meer toe. Iedereen wist en voelde het: “er ging iets gebeuren, iets ergs, tenzij ” Ja, tenzij . . . ! De moffen hadden geen rekening gehouden met de plannen van de geniale geallieerde legerleiding. Hoe dat zo gegaan is? . . .
Zondag, 17 september 1944
Een stralend mooie dag, ideaal vliegweer. Een geladen sfeer hangt over onze stad. Vliegtuigen doorkruisen het luchtruim. Van de, door de laatste opmarsen der geallieerden zenuwachtig geworden, ambtenaren der Duitse “Wehrmacht” en “Partei” beredderen er nog velen hun belangetjes. Aan de Meisjes H.B.S. voelt iedere, door de moffen verplichte, graver de spanning van het ogenblik: “Moeten wij gaan om represaille te voorkomen, of . . . ?” Zij weten het niet. Feit is, dat zeer velen hun intuïtie volgen en naar huis gaan. Het geronk weerklinkt steeds sterker en af en toe” davert een “Spitfire” laag over de daken der stad. Kunnen wij bevroeden dat dit een groet is van hen, die op komst zijn? Half elf, alarm! Even later trekken hele groepen zware bommenwerpers over, geëscorteerd door jagers. Plotseling horen we een gierend geluid en het geratel van mitrailleurs. Enkele “Typhoons” beschieten de Duitse colonnes en de stellingen langs het Maas- en Waalkanaal. De straten zijn als uitgestorven en vele burgers zoeken dekking in hun kelders. Iedereen weet iets, iedereen weet niets. Het gerucht gaat rond, dat de “Nyma” gebombardeerd is; we zien de brandweer in razende vaart voorbijschieten. De vlammen grijpen snel om zich heen en voordat de brandweer het vuur met vele slangen resoluut aanpakt, staan enkele loodsen in lichter laaie. Helaas laten hierbij 2 mensen het leven.
Angstig luisterend, wacht Nijmegen de dingen af, die komen gaan. Daar, een luchtgevecht! Nog een! De spanning stijgt ten top. Uit ramen en deuren, uit achtertuintjes, ja zelfs van de daken, ondergaan de “moedigen” een ongekende en nog nooit beleefde sensatie, Totdat ook zij gaan inzien dat het in de open lucht vertoeven het gevaar met zich mee brengt om door de alom vallende granaatsplinters van het afweergeschut te worden getroffen. De meer voorzichtigen verhuizen naar “lagere regionen”. ‘s Middags wemelt het luchtruim van “Halifaxes”, die, tot onze grote verbazing, transport-zweefvliegtuigen achter zich aan slepen. Enkele “strategen” onder ons vertellen, dat dit de zgn. “Horsa’s” zijn. We zien verder ook nog “Dakota’s” en “Stirlings”. Stomverbaasd staren we omhoog en we beluisteren met ingehouden adem het donderend geraas, veroorzaakt door de duizenden motoren van deze gigantische lucht-Armada; nog onbewust, dat we getuigen zijn van een der grootste lucht operaties in de wereldgeschiedenis: Een historisch moment is aangebroken!
HET GROTE GEBEUREN
Om ongeveer half drie gebeurt het! De “Horsa’s” raken los van de “sleep-vliegtuigen” en komen langzaam naar beneden glijden, zich niet storend aan het Duitse afweervuur. De lucht is plotseling vol met honderden parachutes; in één woord: het is het meest fantastische schouwspel, dat men zich kan indenken. Jammer genoeg, kunnen alleen de bewoners van de stadsrand hiervan genieten. In een minimum van tijd zijn verschillende punten rond Nijmegen, zoals Overasselt (Hatertsche Vennen), Nederasselt, Wijchen, Grave en Groesbeek door de “Airborne Troops” bezet, Zoals verklaarbaar gaat het goede nieuws als een wervelwind van mond tot mond en de in de nabijheid van de landingsplaatsen wonende burgers stromen, voor zover de moffen het niet verhinderen kunnen, naar de plaatsen, waar de bevrijders neergekomen zijn, om hen te begroeten en eventueel hulp te bieden.
De “Yankees” en “Tommies” hebben moeite om de enthousiaste menigte af te weren, die buiten zichzelf van vreugde, bijna de ernst van het ogenblik vergeten heeft. De parachutisten ontdoen zich van hun valschermen en de inzittenden van de “gliders” komen te voorschijn en toveren voor onze verbaasde blikken, binnen enkele minuten tijds, de meest perfecte wapenen, kisten munitie en ander oorlogstuig uit het inwendige van de zweefvliegtuigen. Zelfs een kleine personenauto, die ze ons lachend voorstellen als de in de Lybische woestijn beroemd geworden “jeep” wordt voor de dag gehaald. Wij moeten hen spreken, wij moeten die vreemde taal stamelen, wij moeten tegenover hen staan en hun handen drukken, terwijl zij, de bevrijders, ons begrijpend toelachen. Zij weten het nu, deze van zo ver gekomen, voor de vrijheid, ook onze vrijheid vechtende soldaten, dat hier ook hun thuis is; dat zij een dankbaar en voorkomend volk tegenover zich hebben, waarvan zij voor de oorlogsvoering waardevolle inlichtingen kunnen verkrijgen en . . . van wiens medewerking zij verzekerd kunnen zijn. Wij willen ons uiterste best doen om, in eendrachtige samenwerking, een wereld van vrede en werkelijke vrijheid te helpen opbouwen. Het doet ons zo onuitsprekelijk goed te zien en te ondervinden, dat het langverwachte nu eindelijk werkelijkheid gaat worden; ja, we voelen ons al bevrijd!
DE AFTOCHT WORDT GEBLAZEN . . .
Dat deze luchtlanding menigen Duitser hartkloppingen bezorgt, blijkt wel hieruit, dat plotseling vele “Parteigenossen” zich uit de voeten maken met inderhaast gestolen voertuigen.
Een mooi staaltje van moed leveren enkele patriotten, die een militaire trein, volgeladen met bij elkaar gestolen goederen, enkele kilometers vóór de Duitse grens laten derailleren. De in de naaste omgeving wonende burgers ontfermen zich maar al te graag over de inhoud der ontspoorde wagons!
Intussen is het nieuws der landingen ook tot het stadscentrum doorgedrongen: de “Grüne Polizei” aan de Molenstraat, die zich 2 jaren lang, ten koste van de Nijmeegse Ouden van dagen, in het Gasthuis genesteld heeft, gaat ook eens poolshoogte nemen van de stand van zaken en enkele van deze “heren” toeren naar Hatert; maar we zien hen binnen korte tijd terug, hun tronies verwrongen van angst.
Hun voorbereidselen voor een eventuele vlucht zijn niet tevergeefs geweest en weg gaat het in oostelijke richting. Ook net Postkantoor wordt door de dienstdoende moffen hals over kop verlaten: zij volgen hun “grüne” voorgangers . . .
Vanmiddag gebeurt er verder weinig bijzonders en er is niet veel te bemerken van een contact tussen de geallieerden en de Duitse soldaten; de Duitsers trekken zich blijkbaar zonder meer naar het stadscentrum terug. We horen uit het B.N.O.-bericht. dat “Anglo-Amerikaanse” parachutisten zijn neergelaten bij Eindhoven. Nijmegen en Arnhem. Als het donker wordt, is het angstig stil . . . de stilte voor de storm!
EEN VOORTEKEN?
In de nacht van 17 op 18 september begeven we ons reeds veel later dan anders ter ruste; een bekomst van de zenuwslopende laatste dagen wordt ons deze nacht echter onthouden. Om vijf uur een oordeel van jewelste! Wat te denken van dit onmogelijk thuis te brengen tumult? Wel, de Duitsers laten het munitiedepot op de Kopse Hof in de lucht vliegen. Urenlang horen we de opgeslagen voorraden met donderend geweld exploderen. Ook dringt af en toe het geratel van mitrailleurs tot ons door, onderbroken door ketsende pistoolschoten. Zal dan toch? Ons geduld wordt danig op de proef gesteld voor we hen, die wij jarenlang vol hoop en spanning verwacht hebben, openlijk mogen verwelkomen als onze bevrijders en vrienden.
Maandag, 18 september
Als dan eindelijk de Maandag aanbreekt, ziet Nijmegen zijn eerste bevrijders in Hengstdal, op de St. Annastraat en Groesbeekscheweg. Een uitbundige vreugde maakt zich van de bewoners van de eerst bevrijde wijken meester, een enthousiasme, dat echter getemperd wordt door de ernst van het ogenblik . . .
In het stadscentrum patrouilleren S.S.-ers door de straten. Iedere burger, die zich aan het venster vertoont, wordt neergeschoten en helaas moet menige onvoorzichtige zijn nieuwsgierigheid met de dood bekopen.
Terwijl de toestand in de binnenstad steeds kritieker wordt, worden in Oost-Nijmegen de laatste weerstandsnesten uitgeroeid. De “ondergrondse” doet haar werk goed en afdoende en naast Duitse soldaten wordt menige N.S.B.-er of andere landverrader gevangen genomen. Het is begrijpelijk dat het opsporen en arresteren van schadelijke, elementen een heel werk is, immers Nijmegen, als grensstad, heeft vele landsverraderlijke individuen moeten herbergen. De bevolking van de bevrijde stadsdelen begint al dadelijk met het opruimen van de overal verspreid liggende glasscherven; de straten zijn binnen korte tijd weer toonbaar gemaakt. De overal opgestelde verkeersborden, die het “distantiërende” leger de weg moesten wijzen, zijn al spoedig door de burgerij tot brandhout gepromoveerd.
Deze vreugdestemming wordt ruw afgebroken door het gierend geluid van granaten, die met doffe slagen overal in de stad hun vernietigend werk doen, naamloos leed zaaiend onder de bevolking, ook onder de vanmorgen pas bevrijde Nijmegenaren. Het staat gelijk met zelfmoord zich, zonder uiterste noodzaak, op straat te begeven.
De straatgevechten in de binnenstad nemen in heftigheid toe en het gelukt enkele Amerikaanse patrouilles om tot het Keizer Karelplein. Bisschop Hamerstraat. Molenstraat en zelfs tot de Grote Markt door te dringen. Plotseling wordt er vanuit een der huizen op de “Yankees” geschoten; deze maken korte metten en even later zien we de vlammen hoog oplaaien uit het fraaie pand van den N.S.B.-bontwerker op de hoek van de Betowstraat-Bisschop Hamerstraat. De brandweer is spoedig ter plaatse en, ondanks het grote gevaar, dat ,het blussingswerk onder deze omstandigheden met zich meebrengt, weet zij de Betouwstraat voor algehele vernietiging te vrijwaren. Een der mannen wordt dodelijk getroffen; hij valt tijdens de uitoefening van zijn plicht. Wij willen hierbij een eresaluut brengen aan deze kranige kerels!
In de stadsdelen, waar de moffen nog heer en meester zijn, worden zij steeds driester en wreder in hun optreden tegenover de burger bevolking. Het is hen duidelijk aan te zien dat ze iets ergs van zins zijn. In welke vorm zal hun wraak over ons komen?
De strijd woedt intussen onverminderd voort. Het station, dat als punt van vitaal belang taai en verbeten wordt verdedigd, is nog steeds in Duitse hand. Ook het Keizer Karelplein is gevechtsterrein: aan de zuidzijde geven de moffen geen krimp. De “Yankees” liggen aan de andere kant, slechts enkele tientallen meters van hun tegenstanders gescheiden door het op ‘t midden van het plein liggende plantsoen, dat door beide partijen als “niemandsland” ten volle wordt uitgebuit.
DE SECTOR WAALBRUG
De “Jerries” hebben de toegangswegen tot de brug, die wonder, boven wonder nog steeds intact is, stevig in handen. Het is of ons horen en zien vergaan; geregeld vallen de granaten en het geratel van de mitrailleurs is niet van de lucht. Als we ‘s avonds tijdens een gevechtspauze even herademen, horen we het verontrustende bericht dat de moffen enkele huizen in brand gestoken hebben in de Broerstraat en niet alleen dáár zien we vuurgloed, maar op verschillende plaatsen. Zal dat het begin worden van de vergelding, waarmee de Duitsers weken lang gedreigd hebben? Als de duisternis over de ongelukkige Waalstad valt, slaan de vlammen hoog boven de daken van de 3e Walstraat, Kelfkensbosch, Mr. Franckenstraat, Barbarossastraat, Reinaldstraat, Ten Hoet- en Ten Hoetdwarsstraat, Batavierenweg, een gedeelte van de Lange Burchtstraat, Oude Stadsgracht, Hertogstraat en Wintersoord en een regen van vonken wordt door de wind over de stad voortgedragen. De bewoners van deze bij de brug gelegen straten worden meedogenloos uit hun huizen verdreven. Iedere poging om het vuur te blussen, wordt, door de moffen verhinderd; het spookachtige schijnsel van de door de sterke wind steeds meer aangewakkerde vlammen doet alles nóg beklemmender en erger voorkomen. De angst slaat velen om het hart en er dreigt een paniek te ontstaan; het duurt niet lang of de eerste stoet vluchtende burgers trekt door de straten. Waarheen? Sommigen weten het zelf niet. “Weg uit deze hel” is hun enige gedachte! Het bericht van Radio-Oranje dat het Britse 2e leger contact heeft gemaakt met de luchtlandingstroepen bij Eindhoven, geeft weer nieuwe moed en vol hoop en verwachting zien we de nieuwe dag tegemoet.
Dinsdag, 19 september
De stad ligt nog steeds onder artillerievuur. Vanuit de Betuwe en het “Reichswald” worden de toegangswegen naar de bruggen beschoten. Bij iedere inslag krimpt menig hart ineen en ieder vraagt zich af: welk familielid, buur of bekende nu weer het slachtoffer geworden zal zijn . . . Temidden van dit barstend en vernietigend ijzer en staal groeit het saamhorigheidsgevoel tot een vanzelfsprekend gebod: iedereen helpt waar hulp nodig is. Ieder gevaar trotserend bieden doktoren en geestelijken hulp aan de getroffenen.
Vanuit het Kronenburgerpark beheersen de Duitsers de toegang tot de Spoorbrug; zij hebben zich overal in de gazons ingegraven en . . . het is voor hen een geruststelling, dat ze, als het nodig mocht worden, gemakkelijk via het reeds maanden tevoren aangelegde zgn. “Hazenpad” over de Spoorbrug naar de Lentse oever kunnen “distantiëren”! Hiervan wordt dan ook gretig gebruik gemaakt door o.a. 50 moffen, die zich door slechts 2 personen uit het Station laten verjagen; de Commandant O. D., post Station, weet hen, samen met, één Am. Parachutist, om de tuin te leiden, door via de geluidsinstallatie te bevelen: “Hinaus, oder lhr stirbt alle!”, terwijl de Amerikaan onafgebroken vlak bij de microfoon vuurt, met als resultaat, dat de Duitse “helden”, zo vlug ze maar kunnen, in de richting spoorbrug verdwijnen; enkele uren later koelen zij hun laffe wraak op het monumentale Stations-Gebouw . . .
HET MASKER VALT AF . . .
Hun woede om de onafwendbaar komende Nederlaag neemt steeds meer toe en de om het park gelegen huizenblokken moeten het ontgelden. Machteloos moeten we aanzien, dat de Spoorstraat en een, gedeelte van de Kronenburgersingel in vlammen opgaan. Ook het Keizer Karelplein biedt een treurig beeld: het gebouw van de “Alma Mater”, de huizenblokken vóór de St. Josephskerk en het gebouw van de Raad van Arbeid branden als fakkels. De prachtige v. Schaeck Mathonsingel valt grotendeels ten prooi aan de barbaarse vernielzucht van hen, die zeiden te komen als “cultuurbeschermers”. Deze schanddaad mogen wij nooit vergeten; het is een waarschuwing en afschrikwekkend voorbeeld waartoe een mens zich kan verlagen. Veel van wat ons zo vertrouwd en dierbaar is, gaat in enkele uren voor immer verloren.
Gebouwen, zoals het eeuwenoude Stadhuis met zijn alom bekende “Schepenbank” en nog vele, andere kunstschatten, het fraaie stationsgebouw, het grote herenhuis van de Broeders aan het Kelfkensbosch, dan het zo mooi gelegen “Belvoir”, het moderne nieuwe winkelblok tegenover “Unitas”: dit alles wordt in redeloze haat en vernielzucht door S.S., “Wehrmacht” én “Hitler-Jugend” aangestoken en aan de vlammen prijsgegeven. Op verschillende punten dringen de “hunnen” de huizen binnen. De veelbelovende Duitse jeugd maakt zich vooral “verdienstelijk” door brandstichting met phosphor. Hele stadswijken gaan geheel of gedeeltelijk in vlammen op: de Ten Hoetstraat, Ten Hoetdwarsstraat, Museum Kamstraat, Jan v. Goyenstraat, Hugo de Grootstraat, v. Rosendaelstraat, Heijdenrijckstraat, St. Geertruidastraat, Batavie-, renweg, Reinaldstraat, Beatrixstraat, Barbarossastraat, Berg en Dalscheweg, Jacob Canisstraat, Mr. Franckenstraat, Hertogstraat, Gerard Noodtstraat, St. Jorisstraat, het Kelfkensbosch, Lange Burchtstraat, Platenmakersstraat, Wintersoord, Mariënburgplein, Oude Stadsgracht, Houtmarkt, Broerstraat, Kronenburgersingel, Spoorstraat, v. Schaeck Mathonsingel worden tot troosteloze ruïnes. Deze verwoesting en vernieling van prachtige monumenten, die vroegere geslachten ons nalieten, en van have en goed van onschuldige burgers, schildert ons in schrille kleuren de mateloze brutaliteit en onmenselijkheid van de nationaal-socialistische levensbeschouwing. Dit is louter een uitleven van lage hartstocht tot neerhalen en verpletteren van alles wat goed en nobel is.
Als de avond valt, is het centrum een hel gelijk. Een als een waterval . . . vreemd ruisend, angstaanjagend geluid vervult de lucht en, door een panische angst bevangen ontvluchten duizenden het met totale ondergang bedreigde Nijmegen. Ieder die moed en handen heeft, zwoegt om met behulp van zand en water het overslaan van het vuur op andere percelen te voorkomen, maar de moffen verijdelen nog steeds met bruut geweld, iedere blussingspoging. Zij, de al of nog niet bevrijden, die buiten het centrum wonen, zij, die het zich nooit ten volle kunnen indenken, niet kunnen weten welk een tragedie zich in de binnenstad afspeelt, staren vol ontzetting naar de kolkende vuurzee, waarvan de machtige rookkolommen een felle aanklacht schrijven aan het nachtelijk firmament.
Het is een ware verschrikking: terwijl het vuur zijn vernielend werk doet, gieren in een onafgebroken stroom de granaten over de brandende stad. Zij, die niet gevlucht zijn, zoeken in de kelders beschutting tegen de allesvernietigende kracht van het barstend en splinterend staal . . .
De radio geeft het verheugende nieuws door, dat Eindhoven definitief in geallieerde handen is; nu zullen de sinds dagen geheel op zichzelf aangewezen “Airborne-Troops” wel spoedig versterking en hulp krijgen van het 2e Britse tank-leger en . . .” zal morgen dan het uur van bevrijding slaan?”
Woensdag, 20 september
Waar het oog ook kijkt, overal laaien de vlammen hoog op uit de binnenstad. De branden nemen nog steeds in omvang toe. Daarbij treedt een der vele gevallen van Duitse moordlust wel zeer duidelijk op, de voorgrond: Het vuur, dat vanaf het inmiddels, fel brandende stadhuis overslaat naar Peek en Cloppenburg, baant zich een weg over de Lange en Korte Burchtstraat; al het mogelijke wordt gedaan, te redden wat er nog te redden valt, totdat men hierin door de moffen gehinderd wordt . . . Onder de grofste dreigementen wordt de Familie Fredericks, wier enige zoon op 3 Mei ’43 door de Duitsers werd gefusilleerd, in haar brandend huis teruggedreven, waar zij een vreselijke dood sterft. Vol ontzetting horen we het bericht van deze weerzinwekkende schanddaad: het vervult ons met afgrijzen voor de bestialiteit van het Duitse monster.
DE ONDERGRONDSE VECHT . . .
Overal zien we groepjes van de O.D. en van de Landelijke Organisatie opduiken; ze gunnen de moffen rust noch duur en bestoken hen van alle zijden: Menig “Germaan” is door deze dappere mannen naar zijn “Walhallah” verwezen.
Intussen zijn enkele Britse tanks vanuit het zuiden tot de stadsrand doorgedrongen; dit stemt ons hoopvol en gespannen wachten we op de dingen, die komen gaan. De straatgevechten worden steeds heviger. De dood- en verderfzaaiende projectielen suizen over en weer. De Duitsers vuren onafgebroken met anti-tank- en 88-mm-geschut; en vooral de toegangswegen tot de bruggen moeten het ontgelden.
EEN KRIJGSLIST . . .
De “Airborne-Troops” slagen erin om 31/2 km stroomafwaarts van de brug de Waal over te steken en zo de Duitsers af te leiden. Na zware gevechten, gedeeltelijk van man tegen man, vegen zij de Lentse toegangsweg tot de Waalbrug schoon.
DE EINDPHASE TREEDT IN!
Dan breekt er eensklaps een hels artillerieduel los, dat urenlang voortduurt. Iedereen voelt, dat nu de eindbeslissing komt! De strijd om de Waalbrug is begonnen. De geallieerden rukken onweerstaanbaar open de moffen moeten zich op hun stellingen langs de Waaloever terugtrekken. De Belvedère wordt genomen, zonder dat de Duitsers, die vanuit hun loopgraven en stellingen in het Hunnerpark een moordend vuur richten op onze bevrijders, dit verhinderen kunnen. Het Valkhof, dat in een ware vesting is veranderd, is nog steeds in Duitse handen. De huizen aan de Voerweg, die -reeds maanden tevoren in beslag genomen en tot mitrailleurs-nesten zijn omgebouwd, liggen vol met M.G.-schutters. Vóór het “Unitas”-gebouw zijn diepe loopgraven aangelegd, wel een bewijs, dat de Duitsers tot iedere prijs de toegang tot de brug willen behouden. Ondanks al deze hindernissen worden de “hunnen” langzaam maar zeker overrompeld of neergemaaid en na een bijna bovenmenselijke strijd, waarbij ook hier van de bajonetten gebruik moet worden gemaakt, wordt de laatste Duitse tegenstand gebroken. De onneembaar schijnende Valkhofvesting wordt door de Amerikanen beslopen en zij slagen erin de “Jerries” onschadelijk te maken, zonder dat er belangrijke schade aan dit historische plekje grond wordt toegebracht. Het voornaamste moet nu echter nog komen!
DE WAALBRUG WORDT GENOMEN . . .
Voor de prikkeldraadversperring op de brug ligt menig soldaat dood of gewond terneer; verder lijkt alles uitgestorven. Een stuk luchtafweergeschut, dat op het Keizer Lodewijkplein staat Opgesteld, wordt tevens als antitankgeschut gebruikt en het bestrijkt alle toegangswegen tot de brug; vier Duitse tanks bewaken de oprit.
Daar stellen de Britse tanks zich in slagorde op: Het sein “Voorwaarts ” wordt gegeven en met donderend geraas, uit alle lopen vurend, stormen zij onweerstaanbaar op de brug toe! Door deze plotselinge aanval overrompeld, worden in een minimum van tijd drie van de, vijandelijke tanks buiten gevecht gesteld, terwijl de bemanning van de vierde het vege lijf tracht te redden. Na korte tijd is de versperring omvergehaald en de weg is vrij! De weg naar Arnhem! De weg naar Noord-NederIand! Het is dan toch” gelukt om de Waalbrug onbeschadigd in handen te krijgen! Hulde en dank aan de moedige patriotten, die het de Duitsers onmogelijk hebben gemaakt om de voor onze bevrijders zo belangrijke brug op te blazen! Dank vooral Gij, moedige mannen uit Engeland en Amerika, die ons hebt bevrijd uit de wurgende greep van onze zo gehate oosterburen! Vol weemoed gedenken wij hen, die voor de zaak van vrijheid en recht hun jonge leven opofferden. Zij vragen géén medelijden, slechts dat wij voltooien, waarvoor zij gevallen zijn; dàn alleen zijn hun offers niet tevergeefs gebracht!
HET VUUR WORDT BESTRÉDEN . . .
Nu de laatste moffen onschadelijk gemaakt zijn, wordt het blus-singswerk energiek aangepakt. De “Tommies”, daarbij prachtig geassisteerd door vele vrijwilligers, nemen nu het reddingswerk ter hand. Met één slag veroveren deze jongens aller harten. Prachtig werk wordt er in groot saamhorigheidsgevoel verricht. Ieder blok heeft zo een eigen vrijwillige brandweer, die met alle mogelijke middelen gewapend aan de slag gaat. Terwijl een groep water haalt uit de stadsvijvers, gaan anderen de daken op en doven met behulp van “vuurzwepen” de vonken, die de brand kunnen doen overslaan: Door het kordate optreden van deze “gelegenheids-brandweercorpsen” is menige straat voor totale vernietiging gespaard gebleven.
Onder het oorverdovend lawaai van de schoten uit allerlei soorten geschut: van zware kanonnen tot “sten-guns”, van geweren en pistolen, terwijl de jammerklachten van de stervenden en gewonden het bloed in de aderen doen stollen van afgrijzen, – onder de gloed van de hoog oplaaiende vuurzee van het brandende opgelaaide vuurzee van het brandende Noviomagum – is de Vrijheid tot ons gekomen . . . !
Donderdag, 21 september
Met intense vreugde begroeten wij deze eerste vrijheidsmorgen. Hier en daar wappert het fiere rood-wit-blauw, eindelijk na jaren! Velen, die dagen lang in de schuilkelders hebben geleefd, wagen het nu te voorschijn te komen. Op het Keizer Karelplein is het, ondanks de nog steeds vallende granaten, een drukte van belang. De op aanrollende tanks, grote amphibische auto’s en vrachtwagens gezeten infanteristen worden stormachtig begroet en toegejuicht. Verbazing staat op onze gezichten te lezen bij het zien van dit prachtige leger, dat in onafzienbare rijen aan ons voorbij trekt. De eerste kennismaking tussen soldaten en burgerij schijnt best te bevallen; dit blijkt wel overduidelijk uit de lachende gezichten die we overal rond ons zien. Wat een vreugde, ja we vergeten even alle ellende om ons heen: we zien daar voor ons de lang verwachte bevrijders! Het verschil met de soldaten, waar we 41/2 jaar tegen aan moesten kijken, valt ons direct op: hier géén geblaf of geschreeuw, géén opgeblazenheid noch kruiperigheid. Deze mensen zijn bezield door de onverzettelijke wil hun doel te bereiken; rustig, beheerst en onverstoorbaar!
“WELCOME, TOMMY . . . !”
Nadat de eerste begroetingen zijn gewisseld, ontvangen we onze, nieuwe vrienden, zo goed we maar kunnen, in onze huiselijke kring. Het is een waar genoegen met deze correcte en heus niet veeleisende jongens om te gaan. Vol belangstelling vragen ze ons allerlei bijzonderheden: over de bezettingsjaren en over alles wat we zoal in de oorlog meemaakten. Het doet ons goed te horen hoe ze over ons land en het Koninklijk Huis denken. Af en toe moeten we, voor de ons nog steeds bestokende granaten, de schuilkelders opzoeken en de “Tommies” voelen zich ook hier al spoedig thuis. Als we naar hun familie informeren, tonen ze ons de foto’s van hun vrouw, hun verloofde en vol vadertrots laten zij de kiekjes van hun kinderen rondgaan. Menige Engelsman of Amerikaan geniet dan ook op deze morgen dankbaar van de zorgvuldig voor deze gelegenheid bewaarde échte koffie en thee; een uiting, die door hen zeer op prijs wordt gesteld, immers . . . die geeft van hetgeen hij heeft . . . Wat is het een genot voor onze smaak, die eerste goede cigaretten, na jaren “Consi”!
DE ROLLEN OMGEKEERD!
Smaakten de Oost-Nijmegenaren reeds Maandag het genoegen de N.S.B.-ers te zien verdwijnen, ditmaal valt in de binnenstad aan de O. D. de twijfelachtige eer te beurt om “schoon schip” te maken. Tot groot leedvermaak van de jarenlang getergde Nijmegenaren worden hier en daar groepjes N.S.B.-ers door de straten geleid. Sommigen van deze ex-Nederlanders zijn behangen met de portretten van hun verachtelijke “leiders”. Een schouwspel, waard om op de gevoelige plaat voor latere generaties bewaard te blijven! Wij voelen ons opgelucht bij de gedachte, dat dit soort mensen ons volk niet langer te schande maken kan. Overal in de stad is de zuivering van schadelijke elementen in volle gang en geregeld worden gevangen genomen Duitse soldaten naar de kazernes, gebracht en daar opgesloten. De handen omhoog – ditmaal niet ten Hitlergroet geheven – gedwee sjokkend – ditmaal niet in stram militairisme – lopen zij tussen hun bewakers voort. De oorlog, door hen zo overmoedig uitgelokt, is voor hen ten einde. De burgerij slaat dit schouwspel, minachtend, doch in waardige houding, gade. Het vuur is nu vrijwel overal gestuit; toch is vandaag het laatst gespaard gebleven kerkgebouw in het oude stadsgedeelte, n.l. de Dominicanenkerk, gedeeltelijk in vlammen opgegaan, alleen de toren is vrijwel onbeschadigd en fier wijst deze enige spits – die ons nog doet denken ,aan “Nijmegen-Torenstad” – omhoog, als symbool van een wel geslagen en misschien zelfs wankelend Noviomagum, dat echter bêter en schóner uit zijn as zal herrijzen!
“DEN VADERLANT GHETROUWE . . .”
We horen van een nieuwe Duitse schanddaad: De oude Heer Reichert, tijdens de bezetting meer bekend onder de naam Vrijn (Vrij Nederland), is door de “Gestapo” in zijn eigen huis neergeschoten, omdat hij weigerde zijn zoon en zijn medewerkers aan de Duitse bandieten te verraden. Eerbiedig gedenken we dezen altijd paraten werker voor de vrijheid, die met de dood voor ogen toch trouw bleef aan de Nederlandse zaak. In hem willen wij allen eren, die vielen in de strijd van de “Ondergrondse” . . . Aan de graven van hen, die hun jonge levens offerden voor hun vaderland, staan wij een ogenblik stil; op de plaats waar zij vielen, hebben zij hun graf gevonden. Wij buigen onze hoofden . . . Ook vele Duitse soldaten liggen hier begraven; de dood heeft alle vijandschap weggenomen. Voor velen volgt na deze angstige dagen een blij weerzien, voor anderen helaas teleurstelling en droefheid . . . Ondanks het leed, dat over velen van ons gekomen is, beleven we nu weer de ongekend vreugdevolle sensatie van vrij te zijn! Op de gezichten van onze stadgenoten staan blijmoedigheid en dankbaarheid te lezen; het is nu, nog een tasten naar het nieuwe, dat spoedig zal veranderen in het besef dat een ander, een béter, leven is ingeluid!
Telegram aan h.m. de koningin
Onze, direct na de bevrijding door Hare Majesteit benoemde, Burgemeester had waarlijk geen betere tekst kunnen kiezen voor het telegram, dat namens de gehele burgerij vandaag aan onze Landsvrouwe gezonden is en waarvan de tekst luidt als volgt:
“Aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden, te Londen.
Vrij Nijmegen biedt U het offer van zijn zwaar geteisterde stad in de strijd om de vrijheid voor een spoedige bevrijding van het Vaderland en hernieuwt zijn aanhankelijkheid en trouw aan Uwe Majesteit. Moge U weldra met de koninklijke familie op vrijen Vaderlandschen Bodem wederkeren.
Burgemeester Van der Velden,”
Wij allen stemmen ten volle hiermee in en wij willen onze trouw en aanhankelijkheid aan Vorstin en Vaderland, die 41/2 jaar Duitse tirannie en barbarendom niet vermochten te breken, nog meer versterken.
Vrijdag, 22 september
Ondanks de nog steeds overal neersuizende granaten, wordt het zuiveringswerk door O.D.-ers en leden van de Landelijke Organisatie energiek voortgezet. Er wordt orde geschapen in de chaos” die onze stad gedurende de voorbije dagen allerwegen bood. De Luchtbeschermings-dienst en de Brandweer zijn paraat om iedere opnieuw oplaaiende brand in de kiem te smoren. Om besmettingsgevaar te voorkomen, worden de lichamen der gevallenen zo spoedig mogelijk naar Garage Moll aan de St. Annastraat vervoerd en aldaar opgebaard, of tijdelijk op de plaats zelf begraven. Hier past een woord van hulde en erkenning aan de leden van het Rode Kruis en van de Geneeskundige Dienst van de L. B. D. e.a., die dit zo moeilijke en gevaarlijke werk, vol opofferingszin verrichten. De glasschade is allerwege enorm. Een mooi gebaar is het van de O.D. om de geweldige voorraad carton, die door de moffen in de Machinefabriek aan de Voorstadslaan is achter gelaten, gratis ter beschikking te stellen van de Nijmeegse burgerij. Dat hiervan een dankbaar gebruik wordt gemaakt, behoeft wel geen betoog en onze stad krijgt zo langzamerhand het aanzien als was zij uit planken en carton opgetrokken.
Aan de Meisjes-H.B.S., het centrale gebouw voor alle aangelegenheden der getroffenen, is het een drukte van belang. De “blauwe” meisjes van de “U.V.V: (Unie van vrouwelijke Vrijwilligers) – reeds vóór de bevrijding in Engeland opgeleid – staan daar, naast de als herboren jongens van Baden-Powel, gereed om de nood van zovelen te lenigen. Snel en afdoende wordt aan de getroffenen de eerste materiele hulp verleend.
Over onze straten en singels razen in en onafgebroken stroom de tanks en ander zwaar oorlogsmaterieel voorbij. Aan de Waal wordt door de “Royal Engineers” koortsachtig gewerkt aan het leggen van een ponton-brug, die, als de Waalbrug eventueel uit zal vallen, onmiddellijk in gebruik zal worden genomen. Vanuit de stellingen langs de kade steken tientallen lopen van het afweergeschut dreigend omhoog, gereed om iederen Duitsen luchtpiraat, die zich mocht vertonen, naar beneden te halen. De overal in de stad aangeplakte Proclamatie van H. M. de Koningin en de Boodschap van Generaal Dwight Eisenhower worden vol belangstelling gelezen en besproken.
Zij werken bemoedigend op de 41/2 jaar lang vertrapte en geknechte bevolking. Als één man, scharen wij ons weer achter het wettig Staatsbestuur, wiens taak tijdelijk door het Militair Gezag zal worden waargenomen. Deze instantie, die de schakel vormt tussen den Geallieerden Opper-bevelhebber en het Nederlandse volk, begint haar zware taak en de eerste bekendmakingen zijn vandaag verschenen. Het doet ons goed te bemerken, dat de openbare orde en ook ons aller belang nu weer volgens de regels van recht en vrijheid gehandhaafd en behartigd zullen worden.
DE BOEIEN VERBROKEN . . . !
De eerste bevrijdingsnummers van onze beide dagbladen worden met gejuich begroet en gretig gelezen. Moge de Nijmeegse pers, in eendrachtige samenwerking en met respectering van de wederzijdse beginselen, veel bijdragen tot de opbouw en de bloei van onze stad!
Zaterdag, 23 september
Bijna een week is nu verstreken sinds het begin der strijdhandelingen om Nijmegen en nog smeulen allerwegen de resten van wat eens deel uitmaakte der eens zo prachtige Keizer Karel-stad. Een oorverdovende slag, ver in de omtrek hoorbaar, wijst op een nieuwe verschrikking: Een op het Mariënburgplein gestationeerde “Duck” is in brand geraakt. Ondanks alle verwoede pogingen om het vuur te blussen, wordt de lading munitie door de vlammen aangetast en de lucht davert van de snel opeenvolgende explosies. Lange tijd houdt het tumult aan en tot overmaat van ramp breekt opnieuw een omvangrijke brand uit, doordat het Agentschap van de Ned. Bank en het daar tegenover gelegen huizenblok vlam vatten. De dood eist ook hier zijn slachtoffers . . .
In de namiddag doet het gerucht de ronde, dat de Duitsers, vandaag zullen bombarderen. Opnieuw staat bij velen angst en spanning op de gezichten en talloze gezinnen verlaten, met medeneming van het hoogst noodzakelijke, in allerijl de stad. Van een bombardement is natuurlijk geen sprake! Maar de misdadige elementen, die dit leugen-bericht rond gestrooid hebben, kunnen tevreden zijn: zij hebben succes gehad!
Weer blijkt ons duidelijk welk een fatale uitwerking dit verfoeilijke immorele wapen kan hebben.
Zo eindigt deze onvergetelijke week, waarin onnoemelijk veel geleden werd door duizenden, maar . . . waarin de Vrijheid tot ons kwam!
Na de bevrijdingsweek
De heroïsche strijd om Nijmegen was gestreden! De eens zo prachtige, trotse Waalstad bloedde uit vele wonden en de voor de vrijheid gebrachte offers waren talrijk en groot. Op Dinsdag, 26 september werd de stad andermaal in opschudding gebracht door het, door brand- en brisantbommen, in vlammen opgaan van meerdere huizenrijen in het toch al zo geteisterde stadscentrum. Nog vele maanden belaagden de Duitsers onze stad met hun granaatvuur; ‘s avonds zochten de geweldige schijnwerpers de hemel af naar vijandelijke vliegtuigen, die steeds opnieuw weer poogden om de majestueuze Waalbrug te vernietigen, echter zonder succes en dag in, dag uit rolden tank na tank, colonne na colonne over haar brede rug. Helaas . . . liep het niet zo gunstig af met de spoorbrug, waarvan 14 dagen na de bevrijding een der noodpijlers onder dekking van het nachtelijk duister, door zwemmende Duitsers werd opgeblazen. Toch zou onze zwaar beproefde stad nog meer te verduren krijgen: het angstaanjagend geronk van het afschuwelijk vergeldingsmonster – de V. 1 – deed menigeen weer in de schuilkelders vluchten.
De droeve gebeurtenis van 2 October zullen de bewoners van de Zeeheldenbuurt wel nooit vergeten. Daar het nog steeds noodzakelijk was om des nachts in de schuilkelders te verblijven, waren ook deze avond weer velen naar de hun vertrouwde kelder van de Kapokfabriek aan de De Ruijterstraat getogen; het zou hun ongeluksnacht worden. De fabriek werd door een voltreffer geraakt en stortte boven de hoofden der ongelukkigen ineen, hen onder het puin bedelvend. Met man en macht werd met het reddingswerk begonnen en na 2 dagen moeizaam zwoegen konden de ontzielde lichamen van 87 Nijmegenaren geborgen worden . . .
HET NORMALE LEVEN WEER OP GANG!
De verschillende overheidsdiensten hervatten weer hun taak en troffen de nodige maatregelen om het normale leven zoveel mogelijk doorgang te doen vinden. De vroeger in het nu grotendeels verwoeste stadhuis ondergebrachte gemeenteinstanties begonnen hun werk in de “St. Annastichting”. Daar het oude Politiebureau op 26 september geheel uitgebrand was, verhuisde het Politie-apparaat naar het O. B. Gasthuis aan de Molenstraat. De Twentse Bank, nog kort geleden omgebouwd tot het voor de burgerij zo ideaal ingerichte “distributiepaleis”: werd in de oorlogsdagen zodanig door het vuur beschadigd, dat naar een ander geschikt, centraal gelegen pand moest worden omgezien. Daar men hier niet in slaagde, werd de dienst tijdelijk in het Parochiehuis aan de Akkerlaan ondergebracht. Op 25 september hervatte ook het Gewestelijk Arbeidsbureau onder Nederlandse leiding en met Néderlands personeel zijn werkzaamheden. Wij zijn ervan overtuigd, dat deze zo nuttige instelling weer spoedig het vertrouwen van werkgever en werknemer zal herwinnen. Op 23 november herstelde “Tante Pos” haar locale postverbindingen, zij het dan ook op kleine schaal.
EEN ZORGENKIND
De voedselvoorziening vormde in deze dagen een heel probleem: duizenden hadden geen dak meer boven hun hoofd en woonden in schuilkelders; de gasvoorziening functioneerde niet meer, om over het kolenvraagstuk in die dagen nog maar te zwijgen. Er moest raad geschaft worden! Overal werden centrale-keukenposten ingericht, waar brood en warme maaltijden aan de getroffenen werden uitgereikt.
DE MEDISCHE HULPVERLENING
Een grote handicap was het uitvallen van het Wilhelmina-Ziekenhuis, dat de eerste maanden gedurig onder granaatvuur lag. Enigszins werd in deze noodtoestand voorzien, door gedeeltelijke overbrenging naar het “Albertinum”, Driehuizerweg; echter moesten vele patiënten en verplegend personeel in de kelders betere tijden afwachten. Er ontstond een nijpend tekort aan verplegingsinrichtingen en medicamenten.
Dit gemis dreigde catastrofale vormen aan te nemen. Overal in de stad werden noodziekenhuizen ingericht en op 22 october openden de 2 eerste aanwinsten, n.1. het Sanatorium “De Beuken” en het “Walstraat-Ziekenhuis” hun poorten voor de lijdende bevolking. De Bloedtransfusiedienst werkte op volle kracht en honderden levens werden, gered daar het prachtige werk van deze zo menslievende instelling.
EEN MOOIE GESTE . . . !
Wij zouden onvolledig geweest zijn als wij geen melding maakten van het zeer welkome geschenk van de jongens der “Prinses Irene Brigade” – een geschenk vàn Nederlanders vóór Nederlanders – n.1. een kist met cacao en koffie, die op 20 september aan den Burgemeester werd aangeboden tot leniging van de nood der patiënten.
WAKKERE JONGENS, HOLLANDS TROTS!
Op 3 october stelde het aanmeldings-bureau voor oorlogsvrijwilligers de gelegenheid open om het bruisende jonge leven daadwerkelijk in te zetten vaar de vrijheid van ons Vàderland en . . . voor de strijd tegen het Natianaal-socialistische beest op Duitse bodem; ook kan men zich aanmelden vaar de bevrijding van onze, onder het Japanse slavenjuk zuchtende, overzeese gebiedsdelen. Op 31 october had het aantal vrijwilligers de 1000 reeds overschredenen nog geen halve maand later bereikte dit getal de 1.700 en steeds meer enthousiaste Nijmegenaren stelden zich vaar de verdediging van de vaderlandse belangen ter beschikking. Nog meer jongeren zouden verstaan en begrijpen het stimulerende “Ik val aan, volg mij!” van den zo heldhaftig gevallen Schout bij Nacht Doorman.
INSTALLATIE VAN DEN NIEUWEN BURGEMEESTER
Op 16 october aanvaardde Mr. Ch. Hustinx zijn ambt; vaarwaar geen gemakkelijke taak wachtte hem in deze zwaar geteisterde stad. Vol courage en ambitie zal onze nieuwe Burgemeester ongetwijfeld de moeilijkheden weten te overwinnen. De burgerij dankte den afgetreden Burgemeester vaar zijn wijs beleid en Mr. P. van der Velden zal zeer zeker in zijn nieuwe functie als Kantonrechter de Nijmeegse zaak blijven behartigen.
Op de dag van zijn ambtsaanvaarding ontving Mr. Hustinx, als antwoord op de direct na de bevrijding, namens de burgerij, aan onze Vorstin gezonden aanhankelijkheidsbetuiging, het volgende
Telegram van h.m. de koningin
Londen, 12 october 1944, Aan den Heer Burgemeester van Nijmegen. “U oprecht dankend voor Uw boodschap ben ik vervuld van grote, bewondering voor de wijze waarop Nijmegen zijn zware offers brengt voor de bevrijding van ons dierbaar Vaderland. Met weemoed gedenk ik hen, die hun leven voor onze zaak veil hadden en het lijden van zoovelen in Uwe Gemeente, Wilhelmina.” Dit zo moederlijk schrijven van onze Landsvrouwe werkte als een stimulans op de energie en de werklust van de Nijmeegse burgerij . . .
HET WONINGVRAAGSTUK
De dringende vraag, hoe aan de talloze gedupeerden, die nog steeds in schuilkelders onder de meest onhygiënische omstandigheden moesten leven, een behoorlijke woongelegenheid te verschaffen, vroeg nog steeds om een oplossing. Heilzaam werk werd verricht door het “Algemeen Hulp-Comité Nijmegen” en het “Vluchtelingencommissariaat” en vele andere, uit particulier initiatief ontsproten instellingen, die ter leniging van de materiële nood van alle slachtoffers werden ingeschakeld. Op 23 October werden alle onbeschadigde huizen geregistreerd door z.g. “kwartiermakers”. Hierna werd een begin gemaakt met het onderbrengen van de c.a. 10.000 daklozen . . .
Oudjaar 1944
Terwijl op de avond van de 31e december de laatste uren van het oude jaar verstreken, maakten wij de droeve balans op, de balans van Nijmeeg’s donkerste dagen in de geschiedenis . . .
Wij zagen al onze dierbare doden, de talloze verminkten en gewonden en allen, die door het oorlogsgeweld getroffen werden, als in één eindeloze stoet aan onze geest voorbijtrekken. Het waren er velen: 1400 doden en meer dan 3000 gewonden . . . Wij dwaalden met onze gedachten naar de ziekenhuizen, naar de stervenssponden van hen, die het grootste offer gaven dat zij geven konden. Wij stonden weer aan de graven van onze geallieerde vrienden. die, ver van al wat hun dierbaar was, hier hun laatste rustplaats vonden. Vol weemoed dachten we aan ons geliefd Nijmegen in zijn roemvolle dagen, toen er nog èchte vreugde en geluk binnen zijn muren heersten. We beleefden weer, als een afschuwelijke nachtmerrie, de voorbije maanden en we zagen de vlammen weer hoog oplaaien boven onze daken: 2000 huizen werden totaal verwoest, meer dan 10.000 werden min of meer beschadigd en onze stad verloor 5 harer schoonste kerkgebouwen. Peinzend dachten wij aan onze vrouw, onze familie in bezet gebied; wij zagen hen opgejaagd in het onbekende voortgaan. Wij dachten aan onze mannen, zonen, verloofden, die nog zuchtten in dat grote ongeluksland, waar de dood van bommen en granaten in zijn element voortraasde, alles met zich ter aarde sleurend in satanisch gegnuif . . . En wij neigden moe het hoofd . . . Zal het nieuwe jaar de Vrede brengen? Zullen we nu spoedig onze dierbaren weerzien? God geve het!
Het nieuwe jaar 1945 begint . . .
Op deze eerste dag van het nieuwe jaar vond een korte, maar daarom niet minder pakkende afscheidsplechtigheid plaats. Het betrof hier het eerste contingent vrijwilligers. 200 in getal. Zij zijn het levend symbool van een altijd jong energiek volk, dat zich ook na de zwaarste slagen weer moedig opricht!
Nog steeds was het terrein rond de stad niet geheel gezuiverd van vijanden; nog steeds was er Duitse patrouilleactiviteit en de nog bijna iedere dag vallende granaten maakten vele slachtoffers; honderden V.1’s raasden over onze hoofden, maar dit kon de Nijmeegse burgerij niet beletten haar plicht te doen. Overal zagen we bedrijvigheid: Wegen werden gerepareerd, huizen zo goed mogelijk bewoonbaar gemaakt; duizenden arbeiders vonden werk bij de wegenaanleg voor de Geallieerden.
Maandenlang was er weinig bèweging te bespeuren in het front bij onze stad. Begin februari echter wees de geweldige concentratie van allerlei oorlogsmateriaal op een komend offensief. 9 februari, ‘s morgens om 5 uur, was het alsof de hel losbarstte. Een artillerie bombardement, dat tot laat in de avond voortduurde en waarbij meer dan een miljoen granaten werden afgevuurd, deed onze huizen schudden op hun grondvesten. Wij zagen geweldige troepenmachten de Ubbergscheweg afrijden en de moffen, die zich vast in het “Reichswald” hadden genesteld, werden er met vlammenwerpers letterlijk uitgebrand, terwijl de onweerstaanbaar oprukkende tanks iedere poging tot verweer onmiddellijk de kop indrukten. Het front had zich nu verplaatst . . . en Nijmegen ademde weer vrijer . . . !
Zo goed en zo kwaad het ging, werd er in die dagen weer de nodige aandacht besteed aan echt-Nederlandse ontspanningsavonden, welke zich, nadat ons 41/2 jaar de “gecultiveerde” Duitse kost was voorgezet, in een grote en dankbare belangstelling mochten verheugen. De “Stuw” begon op 12 februari haar belangeloze werkzaamheden, daarbij de grondslag leggend voor het Nijmeegs Amusementsleven 1945; deze instelling heeft menige ontspanningsavond georganiseerd en zo vele door de slagen van het noodlot vaak verharde mensen moed en opbeuring bijgebracht. Voor vele berooide Nijmegenaren was één materieel lichtpuntje weggelegd: de nieuwsbulletins van Radio Oranje, de B.B.C., de Lichtbakens van Henri de Greeve, de stemmen van den “Rotterdammer” en den “Foks” over onze eigen zender “Herrijzend Nederland” vonden nergens zulk een aandachtig gehoor als in die huisgezinnen, die in deze periode dankbaar gevolg gaven aan de oproep, de door de moffen in beslag genomen radiotoestellen weer in ontvangst te komen nemen! De dieven hadden blijkbaar niet gerekend op een overhaast vertrek . . . !
Nog eenmaal werd onze stad getroffen door een ramp. Op zondag 18 februari werden wij in de vroege morgenuren opgeschrikt door het afgrijselijk gehuil van een vliegende bom, die midden in het dicht bevolkte Waterkwartier met een doffe slag neerkwam. Weer moesten de namen van 7 doden worden toevoegt aan de zo lange, droevige lijst der voor de vrijheid gevallenen. En toen dan op Zaterdag 17 Maart 1945 de laatste offers van Nijmegen als frontstad werden gevraagd, maakten wij nog eenmaal een rondgang door onze eens zo mooie vaderstad: in grillige vormen tekenden de ruïnes zich af tegen de helder blauwe hemel.
Wij stonden daar, waar eens de machtige St. Stevenstoren Nijmeeg’s roem en glorie uitdroeg over het land van Maas en Waal; vanaf de stadswallen gleden onze blikken over het zo hevig omstreden terrein en we dachten ontroerd aan al het leed en de ellende, dat over velen toen gekomen was . . . Toen wendden we onze blikken oostwaarts en wrok en verbetenheid waren in ons hart . . . Wij verwensten dat “duizendjarig rijk”, waar al dit ongeluk en leed zijn oorsprong vond. Het stemde ons bitter dat zovelen van onze stadgenoten de zich steeds duidelijker aftekenende ondergang van het Hitler-regime niet meer zouden beleven en . . .
Wij trekken een les . . .
Nooit mogen wij deze jaren van Nijmeeg’s Historie vergeten! Nooit zal iemand ons de wetenschap kunnen ontnemen van het Duitse barbaren dom en nooit ofte nimmer mogen wij nalaten de geschiedenis van deze somberste dagen voor het nageslacht te bewaren, opdat het rustiger, zelfverzekerd, bouwend aan een nieuwe en betere toekomst, er zich altijd van bewust moge zijn, dat de strijd, de nood, de chaos en de ellende van het Nijmegen 1944-’45, gebracht zijn voor een nog schoner, nog grootser en nog glorievoller Noviomagum . . .
En met evenveel trots als wij, zullen ook déze Nijmeegse ingezetenen vanaf “het Groene Balkon” begeesterd worden door hun oud en toch altijd jong:
Nijmegen! Stad der Bataven, Parel van Gelre, vanwaar eens Karel’s roem en grootheid uitgingen. Nijmegen, stad van schoonheid en nooit vergane glorie: wij hebben U zo lief! Aantrekkelijk Nijmegen, stad van toerisme en V.V.V., wat herbergt gij tussen Uw muren? Nijmegen, cultuurstad in de ruimste en werkelijke zin des woords: Met Uw prachtige St. Stevenskerk, Waaggebouw, Stadhuis en talloze andere historische monumenten. Stad van ondernemingsgeest en vriendschapszin! Nijmegen, Uw Waalbrug draagt Uw vermaardheid de wereld rond! Wij zijn trots op Uw groot verleden!